Ik was ingedeeld bij de les ‘lekker puzzelen’, met leerlingen die gekozen hadden om een uurtje per week te puzzelen. Om de sociale vaardigheden te trainen. Of ter ontspanning. Want soms hebben kinderen heel veel stress.
Het begon wat rommelig. Leerlingen komen uit verschillende klassen en ze moesten nog even zien wie er allemaal in de groep zitten. Er stond een grote stapel puzzels klaar in allerlei vormen en maten. Een grote krullenbol liep nogal lomp met z’n rugzak tegen een stapel puzzelplaten aan die met een hoop kabaal op de grond vielen.
Na een preek mijnerzijds over ‘voorzichtig met spullen die niet van jou zijn’, ging hij rustig zitten. Ondertussen gingen er al leerlingen met puzzels aan de haal en voordat ik het in de gaten had, waren de splinternieuwe dozen al open en lagen de zakjes (die ik voorzichtig open wilde knippen om ze na de les weer te gebruiken om alles netjes weer op te bergen) overal door het lokaal.
Ze waren erg enthousiast, zullen we maar zeggen. De les was twee minuten aan de gang en ik had het al warm. Niet bepaald ontspannen.
Ik vroeg om stilte en rust. Dat kwam er niet want IEDEREEN. WILDE. PUZZELEN.
Toen ik wat harder riep, werd het stil.
Ik vertelde dat ik blij was dat iedereen zo enthousiast was. En dat ik het keileuk vond dat ze voor deze les hadden gekozen. Maar dat ze echt even moesten luisteren zodat ik de regels door kon nemen. En zo geschiedde.
Ik wees de leerlingen op de puzzelplaten die de conciërge gemaakt had. Dat ze handig zijn om de puzzels te bewaren. Ik vertelde ook dat puzzelen een stuk minder leuk is, als je úren op een puzzel werkt, en dat dan op het allerlaatst stukjes verdwenen blijken te zijn en je puzzel dus nooit écht af is. En dat dat zomaar kan gebeuren, omdat puzzelstukjes zichzelf nu eenmaal op miraculeuze wijze kunnen laten verdwijnen. In no-time waren groepjes geformeerd. Ik wenste ze veel plezier.
De grote krullenbol bleef alleen over. Hij vond het niet erg, zei hij.
Hij pakte een plaat en kieperde zijn doos met puzzelstukjes om.
Toen ik na een rondje langs de groepjes bij de grote krullenbol aan kwam, keek me een beetje wanhopig aan. Hij had een mooie puzzel uitgezocht. Met vooral: veel stukjes. Ze lagen nog onaangeroerd op zijn puzzelplaat.
"Lukt het?", vroeg ik voorzichtig. Ik zag ook wel dat het antwoord op die vraag ‘nee’ was.
"Ik heb nog nooit gepuzzeld, juf".
Ik was nogal in shock. Hoe kan het, dat een kind van 14 nog nooit gepuzzeld heeft? Een gevoel van ongeloof maakte zich meester van deze juf.
Ik besloot naast hem te gaan zitten. "Nog nooit?" vroeg ik voorzichtig. "Nee, volgens mij niet," zei hij zachtjes.
Ik legde uit dat hij het best eerst de hoekjes kon zoeken, en de rechte kantjes apart kon leggen.
"Rechte kantjes?" hij keek me met grote ogen aan. "Ja, kijk, deze." Ik pakte een recht kantje en vertelde dat dit de omtrek van de puzzel werd. En als je de omtrek hebt, dat je dan de puzzel kan vullen.
We zochten samen naar de hoekjes en de rechte kantjes. We legden wat puzzelstukjes op kleur bij elkaar. En toen was de tijd alweer om.
Volgende week gaan we verder. Ik ga hem helpen.
Want een puzzel van duizend stukjes is best ambitieus, als je dat nog nooit gedaan hebt.
Uit de blog van onze docent en mentor Lien van Rijen: Fermevrouw.nl